20 Tips voor vogelfotografie

In dit artikel heb ik 20 tips voor vogelfotografie opgeschreven. Het zijn tips & trucs die voor mij belangrijk zijn bij het fotograferen van vogels in het veld. Eigenlijk is het een verzameling van de meest bruikbare tips die ik heb gevonden, evenals veelgemaakte fouten die veel vogelfotografen in het begin maken.

Vogels zijn één van de populairste, maar tevens ook lastigste onderwerpen om te fotograferen. Dit vanwege de snelheid, onvoorspelbaarheid en de enorme dosis geduld die je ervoor nodig hebt. Bovendien vergt het behoorlijk wat kennis van vogels om ze überhaupt te vinden.

Om alvast wat te kunnen oefenen met je camera-technieken is het wellicht een idee om eerst eens een vogelhut te bezoeken, zodat je in ieder geval gegarandeerd bent van een divers scala aan vogels op niet al te grote afstand. De (roof)vogel- en uilenfotografie-workshop op de Veluwe biedt dan wellicht uitkomst. In oktober worden er nog een aantal data gepland voor vogelfotografie met mooie herfstkleuren.

1. Begrijp je onderwerp

Deze tip is heel belangrijk en daarom staat hij bovenaan. Dit omdat als je bij fotografie het karakter en gedrag van je onderwerp niet begrijpt, je uiteindelijk helemaal geen onderwerp zult hebben. Dat geldt natuurlijk voor alle dieren in het wild, maar het betekent des te meer als het om vogels gaat. Sommige vogels zijn erg coöperatief en stellen je in staat om heel dichtbij te komen, terwijl andere bij het minste teken van beweging al wegvliegen.

Sterker nog; diezelfde vogels kunnen zich totaal anders gedragen met betrekking tot verschillende omgevingen. Neem hieronder een voorbeeld deze vogels die ik fotografeerde in een dierentuin in Boedapest. Ik was vrij dicht bij de vogels toen ik deze foto’s maakte:

20 Tips voor vogelfotografie! Zelfs vogels in een dierentuin doen soms hele verrassende en fotogenieke dingen!
vogelfotografie
Zelfs vogels in een dierentuin doen soms hele verrassende en fotogenieke dingen!

Binnen de grenzen van hun hok of kooi schrikken gekooide vogels niet erg van mensen en reageren ze er nauwelijks op. Maar diezelfde vogels kunnen ineens een totaal ander en verrassend gedrag gaan vertonen, alsof ze een show willen weggeven. Probeer contact met het dier te krijgen, mij lukt het vaak al door wat interesse te tonen.

Sommige vogels (zoals uilen) zijn alleen tijdens schemering of gedurende de nacht (in actie) te zien. Deze kennis komt goed van pas bij het fotograferen van dergelijke vogels. Veel trekvogels vliegen soms ver genoeg om de hele aarde te doorkruisen. Andere vogels vertonen levendige kleuren tijdens het fokken, maar zijn niet zo kleurrijk in andere tijden van het jaar.

Houd dus rekening met de tijd van het jaar als je bijvoorbeeld een vogelfotografiereis inplant. Ik heb nogal wat fotografen zien vertrekken op een vogelfotografiereis, om dan later pas te beseffen dat het meest interessante vogelseizoen op die locatie al voorbij is. Onderzoek vooraf en plan je reizen om de maximale kans te benutten.

2. Schiet niet klakkeloos op zicht

Wat velen van ons (waaronder ikzelf…) doen: zodra je een vogel ziet, meteen beginnen te schieten in de continuous modus. Dit is een begrijpelijke reactie, uit angst dat een vogel wegvliegt voordat je hem hebt kunnen vastleggen. Een goede foto gaat echter veel verder dan alleen het onderwerp.

Zo’n foto omvat het verhaal dat wordt verteld, het licht dat emotie toevoegt, de achtergrond die bijdraagt aan de esthetiek en nog veel meer. Om dit allemaal te begrijpen, moet je eerst een paar minuten ontspannen, de scène echt begrijpen en dan pas op de ontspanknop drukken. Zo’n foto zal bijna altijd beter zijn dan die waarop je klikte op het moment dat je de vogel zag.

Er kunnen plekken zijn met goed licht en ook met minder goed licht. Een foto van een vogel in de schaduw met fel zonlicht rondom zal het niet ver brengen. Evenzo kunnen er patches zijn met een afleidende achtergrond. Beweeg rond om te zien of je een betere hoek of een minder afleidende achtergrond krijgt. Het duurt een paar minuten om alles te verwerken, en als je eerder een foto maakt, komt deze zeer waarschijnlijk in aanmerking om te worden weggegooid…

Dit was een lastige foto met tegenlicht en een onderbelichte voorgrond. Omdat er op de achtergrond van alles gebeurt wordt deze toch interessant! En daarnaast is de compositie toevalligerwijs ook best ok.Dit was een lastige foto met tegenlicht en een onderbelichte voorgrond. Omdat er op de achtergrond van alles gebeurt wordt deze toch interessant! En daarnaast is de compositie toevalligerwijs ook best ok.

3. Let op je camera-instellingen

Elke scène is anders, zelfs als je kadering maar een paar centimeter afwijkt van je vorige of volgende shot. Er is geen enkele groep camera-instellingen waarmee je de hele dag zonder aanpassingen kunt fotograferen (dit probleem is ook weer een reden voor tip nummer 2).

Je hebt bijvoorbeeld je camera ingesteld om een helder belichte vogel met een donkere achtergrond te fotograferen en het beeld ziet er goed uit. Maar dezelfde instellingen kunnen catastrofaal zijn voor een donker belichte vogel op een paar meter afstand. Onthoud dus altijd je vorige foto of de vorige instelling.

Bekijk de twee foto’s hieronder eens. Ik had aanvankelijk mijn camera op autofocus in het groepsgebied (group-area autofocus) ingesteld. Ik concentreerde me op het beide ogen van het uilskuiken, die minder verlicht waren dan zijn snavel. De camera stelde scherp op de snavel, waardoor ik wazige ogen kreeg. Vervolgens verlegde ik de focus naar het linkeroog dat goed was verlicht, waardoor ik een foto met scherpe ogen kreeg.

Niet alleen de focusinstellingen zijn erg belangrijk. Een andere kritische factor is de belichtingscompensatie, iets wat je gemakkelijk vergeet. Als je de belichtingscompensatie laat zoals hij was bij de vorige foto, is het gemakkelijk om een reeks foto’s over of onder te belichten. Soms kun je problemen misschien achteraf oplossen, maar meteen goed fotograferen is altijd het beste.

Ik heb zelf de gewoonte ontwikkeld om af en toe naar het instellingenscherm te kijken om me te herinneren aan de instellingen die ik had, zodat ik ze verander wanneer de scène verandert. Als je je huidige instellingen niet actief bijhoudt (met name essentiële instellingen zoals focus en belichtingscompensatie), zul je er waarschijnlijk niet aan denken ze te wijzigen als de scène verandert.

4. ‘Record shots’ (het bewijs dat je ‘hem hebt’) zijn zelden goede foto’s

Vogels kijken is iets heel anders dan vogelfotografie. Aan de andere kant; als vogelfotograaf ben je ook vaak een observant… Bij vogels kijken is een ‘recordshot’ alleen maar een foto van een zeldzame vogel, en dient hij meestal als bewijs dat je zo’n vogel ook echt hebt gezien. Maar dit soort documentaire-opnames zullen zelden een ‘echt’ goede foto zijn, tenzij ze een concrete boodschap overbrengen en/of de vogel met alle minieme details portretteren.

Ik heb persoonlijk nogal wat foto’s van zeer zeldzame vogels en zoogdieren op mijn harddisks staan waar geen hond meer naar kijkt. Geen ervan zal ooit een foto-expositie bereiken. Vaak zie je hordes fotografen een vogel spotten. Ze maken dan snel een paar foto’s en vertrekken meteen weer naar een volgende plek. De meeste van deze foto’s zijn waarschijnlijk gewoon opnames die voor de meeste kijkers niet bijster interessant zijn.

In plaats daarvan kun je beter meer tijd doorbrengen met één onderwerp dan maar te blijven proberen om elke vogel die om je heen vliegt te ‘pakken.’ Dus als het je doel is om vogelfoto’s van de hoogste kwaliteit te maken in plaats van een gewoon documentair verslag van wat je hebt gezien, moet je wat extra moeite doen.

5. Negeer veelvoorkomende onderwerpen niet

In dezelfde lijn als de vorige tip: we komen allemaal graag terug met schitterende foto’s van zeldzame vogels en dieren. Geweldig als we zulke beelden krijgen. Maar meestal negeren we veelvoorkomende onderwerpen die geweldige foto’s kunnen opleveren.

Om voor de hand liggende redenen zullen de meeste fotografen een gewone kraai of een huismus misschien niet zo interessant vinden. Maar vergeet niet dat een foto veel meer is dan alleen het onderwerp! Het gaat veel verder dan dat. Zaken als licht, gedrag en compositie zijn net zo belangrijk, zo niet belangrijker.

Hieronder zie je een foto van een bescheiden heggenmus een veel voorkomende vogel hier in het Rivierenland, maar het licht en de omlijsting waren te mooi om te missen. Bovendien is er maar één manier om vogelfotografie onder de knie te krijgen: oefenen! Het fotograferen van gewone vogels (of het bezoeken van een vogelhut of (roof)vogelshow is een geweldige manier om te oefenen, wat je op een dag enorm zal helpen als je zeldzame vogels fotografeert.

Ook een foto van simpele heggenmussen kan interessant zijn
Ook een foto van simpele heggenmussen kan interessant zijn

6. Probeer dichtbij bij je onderwerp te komen

Vogelfotografie gaat gedeeltelijk over het verkrijgen van veel tekstuele details. Veel fotografen zeggen dan ook dat bereik is bijna alles is bij vogelfotografie. Dit is tot op zekere hoogte waar. Maar er is een verschil tussen dichtbij je onderwerp komen en een vergelijkbare uitsnede verkrijgen met een grote brandpuntsafstand.

Persoonlijk denk ik dat de meeste fotografen niet meer nodig hebben dan een bereik van 600 mm (in fullframe termen). Verder spelen zaken als waas een rol, die het algehele contrast en de kleuren behoorlijk beïnvloeden. Als je dichter bij een vogel zit en die op 300 mm schiet, zul je waarschijnlijk meer tekstuele details krijgen in vergelijking met iemand die een vergelijkbare compositie op 750 mm krijgt.

Het hangt in grote mate af van de uitrusting, maar meestal krijg je veel betere foto’s als je je zo dicht mogelijk bij je onderwerpen bevindt. Hoe dichter je bij het onderwerp staat, hoe beter de kwaliteit van de bokeh die helpt bij het isoleren van je onderwerp. Het moet natuurlijk niet zo zijn dat je vogels verstoort doordat je te dichtbij komt (wat dat betreft biedt een vogelhut echt wel soelaas) en opnames met een goed tele-objectief kunnen wel voor een hele mooie bokeh zorgen, zeker bij actiefotografie.

Aan deze foto zie je wel dat je echt dichtbij zit, het grote voordeel van een vogelhut!Aan deze foto zie je wel dat je echt dichtbij zit, het grote voordeel van een vogelhut!

7. Benader je onderwerp rustig en met geduld

Nu je weet dat dichtbij je onderwerp komen beter werkt dan zwaar inzoomen, zou de volgende vraag kunnen zijn: hoe kun je dan dichtbij komen? Hieronder staan een paar tips die ik gebruik, en ze werken meestal:

  • De snelheid waarmee je je onderwerp nadert, is indirect evenredig met de kans dat de vogel wegvliegt. Met andere woorden, hoe langzamer je bent, hoe groter je kansen om de foto te maken;
  • De meeste vogels lijken een cirkel van comfort te hebben. Ze zullen rustig zijn totdat je een bepaalde straal overschrijdt, waarna ze heel voorzichtig worden. Deze cirkel zal per vogel verschillen;
  • Zodra een vogel op zijn hoede wordt, zal hij om zich heen kijken om weg te vliegen – en, erger nog, hij zal zich van je afwenden. Als je ziet dat de vogel diep ademhaalt, betekent dit vaak dat hij gaat opstijgen. Zodra je ziet dat de vogel gestrest is, ben je waarschijnlijk in de cirkel van comfort terechtgekomen. Stop met bewegen. Er is een kans dat hij kalmeert en blijft zitten. Soms komt de vogel zelfs dicht bij je. Als je onderwerp zich op zijn gemak voelt bij je, zijn je kansen op een frontale opname het grootst. De vogel zal ook eerder zijn natuurlijke karakter vertonen;
  • Blijf laag. Kruip indien mogelijk naar je onderwerp toe. Kruipen maakt vogels vaak veel minder bang en op hun hoede dan lopen op volledige hoogte;
  • Als je een vogel op een bepaald takje ziet, is de kans groot dat je hem later nog een keer op dezelfde tak ziet. Als je uitwerpselen op een bepaalde tak vindt, betekent dit dat het een favoriet zitplekje is.
Dit puttertje was zo druk met zijn distel bezig dat hij me niet eens opmerkteDit puttertje was zo druk met zijn distel bezig dat hij me niet eens opmerkte

8. Fotografeer op ooghoogte

Dit kan een cliché zijn, maar een artikel over vogelfotografie is niet compleet zonder. De beste vogelfoto’s zijn meestal opnames op ooghoogte. Het gevoel en de verbinding die opnames op ooghoogte geven is ongeëvenaard. Zeker als je je objectief op ooghoogte van je onderwerp of iets lager zet en je onderwerp in de lens laat kijken. Dan heb je niets meer te wensen over.

Foto’s op ooghoogte zorgen ook voor de best mogelijke bokeh. Als je je boven het oog van het onderwerp bevindt, krijg je meestal de grond, die meestal de neiging heeft af te leiden. Als dit toevallig water is, is het nog minder wenselijk omdat de reflecties van het oppervlak teveel afleidend zijn (alhoewel de perfecte reflectie van een jagende vogel die over het water scheert natuurlijk prachtig kan zijn…). Opnames op ooghoogte betekenen dat de achtergrond in vergelijking verder weg is, waardoor de kans groter is dat deze er interessant uitziet en minder afleidt.

9. Niet teveel bijsnijden (croppen)

Bijna iedereen doet het, ik ook; bijsnijden of croppen is bijna onvermijdelijk bij vogelfotografie. De kwaliteit van mijn foto’s neemt echter exponentieel toe als ik mijn afbeeldingen niet hoef bij te snijden tot 30%, 50% of bijna 100%.

Het is waar dat moderne camera’s zoals de Nikon D850 je maar liefst 48 Megapixel bieden, en andere merken zijn net zo krachtig in de megapixeloorlog, waardoor je toch behoorlijk veel kunt croppen en genoeg kunt overhouden. Tot op zekere hoogte helpt dit wel. Maar als je onderwerp vóór het bijsnijden al een klein stipje was, krijg je meestal een foto van lage kwaliteit, zelfs als het beeld acceptabel scherp is.

Ik heb gemerkt dat, ongeacht welke megapixelcamera je gebruikt, als je een foto voor meer dan 50% bijsnijdt, je zwaar inlevert op de kwaliteit ervan. Ik zorg er over het algemeen voor dat ik niet over de 50% snijlijn kom. Meestal is het bijgesneden gedeelte ongeveer 20% of minder, waarbij ik de lijnen moet rechttrekken of een perspectief moet krijgen dat ik wil. Maar het vergt enige oefening om dat punt te bereiken, vooral in termen van het leren van het gedrag van je onderwerp, zodat je dichtbij genoeg kunt komen.

Bij deze foto's van oehoe-kuikens in de ENCI-groeve was het onmogelijk om niet enorm te croppenBij deze foto’s van oehoe-kuikens in de ENCI-groeve was het onmogelijk om niet enorm te croppen

De reden waarom de meeste fotografen voor crop-bodies kiezen als het gaat om vogelfotografie, is gedeeltelijk de crop-factor. De pixelafstand (aantal pixels per vierkante inch) is hoger in een 24 Megapixel crop body dan een 24 Megapixel full-frame camera, wat betekent dat je meer totale pixels op je onderwerp kunt krijgen bij een bepaalde brandpuntsafstand. Soms is dat zeker goed, maar het is geen vervanging voor het goed benaderen van je onderwerp en het gebruik van het juiste objectief.

Ik zit veel liever dicht bij mijn onderwerp op een full-frame camera dan verder weg met een crop-sensor camera met dezelfde compositie. Echter fotografeer ik zelf wel met een Canon EOS 7d Mark II crop body met een 100-400mm f/2.8 objectief, zodat ik effectief en volledig ingezoomd op 640mm uitkom. Dit is voor mij een financiele keuze, op deze manier hoef ik niet te investeren in een peperduur 600mm objectief. Bovendien is de bufferspace van de Canon EOS 7d Mark II behoorlijk groot en kan ik veel opnames achter elkaar in highspeed maken, voordat alles weggeschreven moet worden.

Ten slotte is er nog een probleem met te veel bijsnijden. Meestal ben je bij vogelfotografie genoodzaakt om met hogere ISO’s te fotograferen. Dat betekent letterlijk meer ruis. Door de afbeelding te veel bij te snijden, vergroot je de ruis. Je zou algoritmen voor ruisonderdrukking kunnen gebruiken in de nabewerking. Ikzelf gebruik bijvoorbeeld Topaz Denoise, een vrij goedkoop programmaatje dat de ruis er vrij goed uithaalt zonder verlies van details. Maar als het niet nodig is (bijvoorbeeld bij portret- in plaats van vluchtfotografie) is het natuurlijk wel het beste om de iso-waarde tot een minimum te beperken.

Bij deze vluchtfoto met enorm hoge iso-waardes heb ik de ruis er in de nabewerking goed uitgekregen
Bij deze vluchtfoto met enorm hoge iso-waardes heb ik de ruis er in de nabewerking goed uitgekregen

10. Wacht op de actie

Een close-up profielopname van een neergestreken vogel met alle tekstuele details erin, kan soms een goede foto opleveren. Maar in veel gevallen wordt het toch wat saai, omdat er geen activiteit waarneembaar is.

Dit is nog een reden waarom het geen goed idee is om van de ene vogel naar de andere te hoppen nadat je ze hebt vastgelegd. Het registreren van een baltsdans, een jachtactie, het klapperen van de vleugels of in ieder geval de fijne kunst van het gladstrijken ervan, maakt een foto des te interessanter. Dit is nog een reden waarom verdieping in vogelgedrag handig is.

Je kunt daadwerkelijk anticiperen op een actie. Sommige vogels nemen een hap lucht voordat ze opstijgen. En dikwijls strekken ze hun nek uit voordat ze gaan poetsen. Sommige roofvogels poepen voor het opstijgen. Paringsoproepen hebben een grote kans om opgevolgd te worden door een verkeringsritueel. Als je twee vogels dicht bij elkaar ziet, is er kans op een gevecht, enzovoorts.

Wat de actie ook is, anticipeer er altijd op en wees volhardend totdat het gebeurt. Er is een kans dat dit niet het geval is, en misschien moet je dan wel met lege handen terug naar huis. Maar als het wel zo is, zul je de dag afsluiten met tenminste één foto die de hele excursie de moeite waard maakt.

11. Stereotypen doorbreken

Een foto die mensen verrast zal veel aandacht trekken. Ter vergelijking: een stereotiepe foto trekt niet zo veel aandacht. Als ik een typische compositie al een paar keer eerder heb gezien, hoe aantrekkelijk hij ook is, wekt hij vaak maar weinig interesse op.

De meesten van ons kennen regels zoals de regel van derden, de gouden driehoek, enzovoort. Natuurlijk helpen ze sommigen van ons om composities gemakkelijk te maken. Het zijn echter hoogstens richtlijnen. Die regels moet je ook weer niet te strikt voglen. Probeer je te onderscheiden van de kudde-mentaliteit en foto’s te maken die origineel zijn. Ook in compositie kun je dat zijn en op die manier krijg je het grootste bereik met je foto’s.

12. Uitrusting doet er wél toe!

Op het eerste gezicht klinkt deze titel tegenstrijdig. Velen zullen het alwel duizend keer hebben gehoord: Het is altijd de persoon die achter de camera staat die het moet doen. Ik wil ook niet beweren dat het kopen van de duurste uitrusting die er is, je meteen de beste foto’s oplevert. Maar pro gear maakt bepaalde dingen wel een stuk makkelijker.

Als uitrusting er echt niet toe zou doen, zou geen enkele professionele fotograaf investeren in zoiets als een Sony a9 of een 800 mm f/5.6-objectief. Met uitrusting bedoel ik ook niet alleen camera en objectief.

Bekijk hieronder de foto van de steenuil in vlucht. Ten eerste moest de Sony a9 bij autofocussen (en volgen) bij extreem weinig licht. Ten tweede gaf hij me zelfs bij ISO 6400 een redelijk bruikbare foto. Dankzij de ingebouwde beeldstabilisaite (zowel in body als in objectief) kon ik de foto zonder statief en uit de hand nemen! De hele scène vond in een seconde tijd plaats en totaal onverwacht. Het is een wonder dat ik het heb kunnen vastleggen.

Steenuil in de vlucht, een kwestie van heel snel reageren en een camera die de actie kan volgen
Steenuil in de vlucht, een kwestie van heel snel reageren en een camera die de actie kan volgen

Investeren in uitrusting gaat niet over het bezitten van de nieuwste en beste foto’s of het garanderen van succesvolle foto’s. Het gaat gewoon om het verbeteren van je kansen om moeilijke opnames te maken die bijna onmogelijk zouden zijn met wat meer basisuitrusting.

13. Gebruik Auto-iso

Bij vogelfotografie heb je haast. Vaker wel dan niet, mis je de optimale instellingen in de camera. Er is zelden genoeg tijd om alles te controleren. Dat is één van de redenen waarom de meeste natuurfotografen Auto ISO gebruiken, hetzij in de modus Av (diafragmaprioriteit) of M (handmatig).

De handmatige modus met Auto ISO is erg handig, omdat je je diafragma (meestal wijd open) en sluitertijd (wat je ook een scherpe opname garandeert) kunt instellen terwijl de camera automatisch de ISO kiest om te compenseren. Het grootste probleem doet zich voor bij heldere omstandigheden: je ISO-waarde moet dan zover omlaag dat basiswaarde bereikt wordt en zou vervolgens nóg lager moeten om te compenseren, maar dat kan dus niet. En je foto’s worden op die manier gemakkelijk overbelicht als je niet oplet, of je maakt een reeks opnamen bij veranderende lichtomstandigheden.

Om die reden is de Aperture Priority-modus met Auto ISO ook handig. Je stelt de maximale ISO waarde in die je camera gaat gebruiken, en vervolgens stel je handmatig de “ISO Gevoeligheid” waarde in waar de camera niet onder zal gaan. Je zou kunnen denken dat je de sluitertijd van de camera in deze modus niet kunt wijzigen, maar dat is niet waar: je kunt de sluitertijd indirect heel gemakkelijk wijzigen door je ISO-gevoeligheid aan te passen.

Door bijvoorbeeld de ISO-gevoeligheid te verhogen van de basis-ISO tot ISO 800 of 1600, zal de camera een snellere sluitertijd gebruiken in plaats van te fotograferen met een lagere ISO. (Zelfs als je je ISO-gevoeligheid op de basiswaarde houdt, voorkomt dit nog steeds overbelichting door simpelweg een snellere sluitertijd te gebruiken als je ISO naar de basiswaarde daalt.)

De auto-iso instelling op je camera kan je heel wat bedenktijd schelenDe auto-iso instelling op je camera kan je heel wat bedenktijd schelen

Elke camera heeft een maximaal acceptabele ISO-waarde. Met mijn Canon EOS 7d Mark II duw ik de ISO zelden verder dan 1600. Met mijn Canon EOS 5d Mark III duw ik hem naar 6400. Het basisidee is dus om de maximale ISO in te stellen zoals je denkt dat die acceptabel is, en deze vervolgens op automatische ISO te zetten .

Met de “minimale sluitertijd”-waarde moet je wel voorzichtig zijn, omdat de camera het grootste deel van de tijd op die waarde blijft (als je een minimale sluitertijd hebt ingesteld op 1/250 seconde, zal de camera alleen een snellere sluitertijd instellen als deze je foto anders overbelicht met de door jou gekozen ISO-gevoeligheid). Kies voor de zekerheid iets snels; 1/250 is ongeveer de langzaamste die ik zou doen, en ik kies meestal 1/1000 of zelfs sneller, afhankelijk van het onderwerp.

Als je camera de modi U1 en U2 of vergelijkbare aangepaste instellingen heeft, kun je voorinstellingen voor zowel weinig licht (handmatige modus met Auto ISO) als daglicht (Diafragmaprioriteit met Auto ISO) opslaan om tijd te besparen. Bij vluchtfoto’s bezuinig ik niet op de ISO-waardes en gaan ze soms torenhoog de lucht in. Met mijn Topaz Denoise programma haal ik het meeste er toch wel uit. Alles beter dan een onscherpe foto door bewegingsonscherpte, want dat is zeker niet meer te redden.

Andere blogs

Reacties

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *