Beter scherpstellen: zes tips.

Beter scherpstellen: zes tips.

In mijn vorige blog ontdekte ik dat ik met mijn nieuwe 50 mm 1.8 prime lens mooiere scherptediepte effecten kon realiseren. Mijn eerste foto’s leverden me de scherptediepte op die ik zocht. Maar bij het beter bekijken van deze eerste fotoseries bleken er enorm veel foto’s helemaal niet zo scherp te zijn. Als ik de foto op het scherm uitvergrootte, zag ik tot mijn spijt dat ook het scherpe gedeelte niet volledig scherp was. Of het scherpe gedeelte was nét niet op de juiste plaats terecht gekomen. Een onderzoek naar oorzaken leverde mij zes inzichten op waarmee ik nu beter kan scherpstellen.

1. Vermijd de grootste en de kleinste lensopeningen.

Omdat ik die foto’s met weinig scherptediepte (veel vaagheid) zo mooi vindt gebruikte ik dan ook meteen de grootste lensopening mogelijk. Het nadeel hiervan, zeker bij lichtsterke lenzen, is dat ze bij de maximale opening wat ‘soft’ worden. En vooral heel precies je scherpstelpunt richten. Ik ben het scherpstellen gaan testen en met een kleinere lensopening. Conclusie, een paar stops verderop krijg je ook nog een mooi scherptediepte effect. Met het andere uiterste, de kleinste lensopening, is het nadeel dat er diffractie (verstrooiing) kan optreden, waardoor de hele foto iets waziger zal zien.

2. Zoek de sweetspot.

Elke lens heeft een gebied waarin de scherpste resultaten kunnen worden bereikt. De zogenaamde sweetspot. Als je googelt op sweetspot en jouw type camera vind je al snel wat je zoekt. Vaak wordt deze sweetspot benoemd in camera reviews. Ik ontdekte dat het ‘lekkere plekje’ van mijn Nikkor AF-S 50mm 1.8 tussen f.5.6 – f8 ligt. Om de verschillen te zien en de cijfers goed in te prenten nam ik zelf de proef op de som bij een cactus. De sweetspot werd heel duidelijk op f5.6, maar ik weet nu ook dat de scherptediepte effecten op f4 / 4.5 nog heel mooi zijn. Dat is goed om te weten!

Sweetspot en Scherpstellen

3. Gebruik het scherpste deel van de lens.

Er bekroop me na het ontdekken van bovenstaande wel een licht verontwaardigd gevoel. Die grote scherptediepte, dat was wel de reden dat ik die lens gekocht had, nietwaar? Maar ik ontdekte meer: de truc hierbij, als je toch een zeer kleine scherptediepte wilt gebruiken, is het onderwerp waarop je wilt scherpstellen, in het midden houden. Dat is namelijk het scherpste gedeelte van de lens. Klinkt ook eigenlijk best logisch.

4. Scherpstelpunten met autofocus

Om nauwkeurig scherp te kunnen stellen maak je natuurlijk gebruik van je scherpstelpunten. Scherpstellen op een specifiek onderwerp doe je het best met een enkel scherpstelpunt in het midden. Als het onderwerp uit het midden is kun je een ander scherpsstelpunt activeren of het scherpstelpunt verplaatsen met de pijltjestoetsen. Welk van de twee je moet toepassen is per camera verschillend. Zeker met een kleine scherptediepte is het belangrijk dat je zelf het focuspunt kiest. Als je de keuze aan de camera overlaat valt het punt dat je scherp wil zien, zoals de ogen in een portret bijvoorbeeld, als snel buiten het scherptegebied. Dan krijg je een foto met een scherpe neus en doffe ogen bijvoorbeeld. Beetje jammer.

5. Handmatig scherpstellen

Je kunt er ook voor kiezen om met de hand scherp te stellen. Je zet het schuifje op de lens naar manual en draait aan de lensring tot je het onderwerp scherp hebt. Het voordeel hiervan, ten opzichte van autofocus, is volledige controle en sneller kunnen reageren. De lens hoeft immers niet elke keer opnieuw scherp te stellen. Dit is aan te raden bij bijvoorbeeld het fotograferen van landschappen vanaf het statief met grote scherptediepte. Ook bij macrofotografie en portretten wordt het vaak gebruikt. Hierbij gebruik je vaak beperkte scherptediepte en is het handmatig scherpstellen (na oefening!) nauwkeuriger.

Macrofotografie Scherpstellen

6. Gebruik een statief

Deze tip weet je eigenlijk wel. Een bewogen camera is in heel veel gevallen oorzaak van onscherpte. In dat geval maakt het niet uit of je met de hand, met scherpstelpunten of in de sweetspot zit. Bij het fotograferen van stilstaande onderwerpen en langere sluitertijden is het statief echt wel een must. Een mooi voorbeeld zijn deze stillevens van vorken en lepels. Wil je alle beweging uitsluiten kun je er ook nog voor kiezen met de ontspanner te werken. Zo voorkom je dat de camera beweegt door het indrukken van de ontspannerknop. Ook handig: sommige camera’s zijn op afstand te bedienen via een app.

Met deze tips in je achterhoofd, blijft het de oefening die de kunst baart. Handigheid krijgen. Het moet een automatische reactie worden. Kijken, kadreren, scherpstellen, klik. En hoe meer ik oefen, hoe leuker het wordt.

Jullie nog tips? Deel ze hieronder!

Andere blogs

Reacties

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

  1. Ja, zeker bij wat goedkopere zoomlenzen is het zo dat de uiterste minder scherp zijn als het midden bereik.
    Maar wat bij zoomlenzen een groter probleem is dan scherpte is vertekening, die is zeker vaak het ergste in de uiterste waarden.

  2. Interessant. Maar hoe doe het als het donker is en het onderwerp beweegt constant. Ik doe vaak concert fotografie. Daarom mijn vraag